17 december 2010 (derde reis)
Geschreven door Henk Oosterwijk.
Datum: 17 december 2010.
En daar lag ik geankerd in de mooie baai van Mindelo. Mooi omdat de huisjes kleurig zijn in Oud-Portugees koloniale stijl, en er tientallen zeiljachten geankerd liggen. Bijna allemaal wachten ze op het moment waarop de overtocht naar de Carib kan plaatsvinden. En dat is eind november, begin december want dan is het orkaanseizoen afgesloten. Ik ankerde in een druk gebied om zo dicht mogelijk bij de steigers van de Marina te zijn. Toen ik daar ankerde riep Chris vanaf de steiger dat zij in de Marina lagen. Ze waren zondagmiddag uit San Sebastian vertrokken en zaterdag hier aangekomen, terwijl ik vrijdagochtend vroeg vertrokken was en op zondag aankwam. Maar je spreekt dan ook over een heel ander type boot. Zij hebben een grote Beneteau Oceanis. Bij mij duurt het gewoon wat langer, maar ik ben nog altijd aangekomen op de plaats van bestemming. Ik wilde dus dicht bij de steigers ankeren omdat ik met mijn dinghy roeien moet om aan de kant te komen, immers ik had mijn oude buitenboordmotor aan Tim gegeven.
Ik heb ingecheckt bij de havenautoriteiten en mijn ankergeld bij de Marina betaald voor een maand. De volgende dag heb ik bij Kai, de Duitse eigenaar van de Marina, een buitenboordmotor gekocht. Het is een viertakt, 4 pk Tohatsu en hij heeft dus even wat meer power dan mijn vorige. Hij is ook wat zwaarder, namelijk 26 kg maar bij het gebruik dat ik ervan ga maken kan ik die extra power goed gebruiken.
Zwitserse Gerry die ik op de ankerplaats bij Las Palmas had leren kennen, lag ook geankerd en toen ik mijn buitenboordmotor gekocht had ben ik bij hem gaan ankeren. Niet lang daarna zaten we aan een biertje op zijn boot en hebben bijgepraat. Op een avond zag ik ineens een heel groot zeil vlakbij mijn boot. Ik zag het terwijl ik binnen in de kajuit zat. Het was pikdonker en het zeil was te dichtbij. Ik ben naar buiten gegaan en zag een trimaran met volle zeilen tussen de geankerde boten door varen. Er was gelukkig niet al te veel wind. Ik vertrouwde het niet zo en heb gekeken hoe ze op veertig meter naast me ankerden. Het waren Portugezen en het ankeren ging weer eens op de slordige manier. Anker laten zakken, rubberboot opblazen en de wal op om ergens wat te gaan drinken. De volgende dag begreep ik dat hun motor het niet deed, en om je anker goed in te graven moet je motorvermogen hebben. De volgende ochtend om zes uur hoorde ik iemand heel hard fluiten. Toen ik naar de kuip ging zag ik dat het Gerry was. Het anker van de trimaran was gaan krabben en zo was hij afgedreven en tegen Gerry’s boot aangevaren. Ik ben meteen in mijn rubberboot gestapt en Gerry deed dat ook. Samen hebben we de trimaran de Marina in gesleept. De mannen op die boot waren ons dankbaar want zelf konden ze niets doen. Gelukkig had Gerry geen schade. Omdat hij erg opgelucht was nam hij een ochtendbier. Ik heb het aanbod om zo vroeg al een biertje te drinken afgeslagen.
En dan was er mijn verjaardag op zaterdag 23 oktober. Ik heb nog nooit in mijn leven zoveel regen gezien. Er was ruim van tevoren voor gewaarschuwd, want er kwam een depressie over de eilanden heen. Het begon vrijdagmiddag heel onschuldig met wat donkere wolken en veel wind. In no time was mijn lichtaccu gevuld door de windgeneratoren. En ik heb ze op een gegeven moment zelfs moeten afzetten. En toen begon de regen door te zetten. Toen ik in Mindelo was aangekomen en door de straten liep zag ik overal schotten en zandzakken voor de deur. Het was bloedheet en geen wolkje aan de lucht. Maar toen ik vroeg waarvoor dit diende wezen ze op de lucht en begreep ik dat het met de regen te maken had. Nou, op 23 oktober begreep ik pas echt hoe het in elkaar zat. Als het hier regent, dan komt het ook met bakken tegelijk de hemel uit. Ook weer een nieuwe ervaring.
Zondagmiddag ben ik met de Engelsen voor het vieren van mijn verjaardag uit eten gegaan. Het was heerlijk met vele gangen en er werd zelfs nog aan mijn tafel happy birthday gezongen, maar dan in het Portugees of Kaapverdiaans. En zo vlogen de dagen voorbij. Dagelijks kwamen er andere jachten bij en velen wachten op het moment voor de oversteek net als ik. Tijdens zo’n maand in een haven gaat de routine toeslaan. Je hebt ’s morgens je wandelingetje naar de bakker en neemt in het café een kopje koffie. Je slentert de markt eens over om te kijken wat voor verse producten ze die dag hebben. En je komt altijd wel een zeilcollega tegen die een praatje met je wil maken. Dan zijn er natuurlijk op de koele perioden van de dag altijd wel een paar klusjes aan boord te verrichten. Maar dat kun je gezien de tijd die je ervoor hebt heel rustig aan doen. En voor je het weet gedraag je je net zo langzaam als de Kaapverdianen. Als de zon aan de hemel brandt, doe je sowieso niet veel meer. Maar wachten is moeilijk, zeker als je veel zin hebt in de oversteek. Toch heeft het ook zin, want je moet hier aan het water en de voeding wennen. Iedereen heeft wel even maagklachten gehad of is aan de dunne geweest. Maar daar moet je even doorheen. Je systeem gaat eraan wennen. Want al het water dat hier vloeit is geen natuurlijk water zoals wij dat hebben, maar gemaakt uit zeewater. En je hebt hier in deze warme oorden weer wat andere bacteriën dan bij ons in Europa. Het heeft dus zin dat je hier even een tijdje acclimatiseert. In het Caribisch gebied zal het niet veel anders zijn dan op de Kaapverden.
Een bekend technisch verschijnsel in warme oorden is de dieselbacterie. Heb ik ook gehad op de Middellandse Zee en toen heb ik ook daarover geschreven. Die kan vooral goed gedijen in diesel waar water in zit en die warm wordt door de zon. Nu heeft Chris, de Engelsman, een trechter met daarin een duur filter dat water van diesel scheidt en die mocht ik gebruiken. Zo heb ik met een lege jerrycan van hem al mijn jerrycans met reservediesel nog eens apart gefilterd. Voor de oversteek is het immers belangrijk dat je onderweg geen verstopte filters krijgt, of nog erger de dieselinjectors opblaast omdat daar water in is gekomen. Wellicht heb je je motor nog nodig om stroom te draaien onderweg als er geen wind is voor de windgeneratoren en er door wolken ook niet al te veel zon op het zonnepaneel schijnt. En dan heb je je motor natuurlijk nodig bij aankomst of om bij absolute windstilte toch nog wat voortgang te hebben door langzaam op de motor verder te varen. Lang kun je dat overigens niet doen, want zoveel diesel kun je niet meenemen op een boot van acht meter. En zo staat alles in het licht van de oversteek die drie tot vier weken zal gaan duren.
In de Marina leerde ik Ierse Sam en Engelse Peter kennen. Peter had met zijn gezin al rond de wereld gezeild, en deed dat nu in een boot met meer comfort nog eens in zijn eentje over. En Sam was in zijn jongere jaren met zijn zeilboot in het Caribisch gebied en Zuid-Amerika geweest. Altijd heel leerzaam om een avondje met zulke kennissen door te brengen. Ook al is de informatie misschien al wat over de houdbaarheidsdatum.
Op donderdag 4 november ging ik met vier Duitsers, twee Engelsen en een Ier met de veerboot naar Santo Antão. Dat is het eiland dat ten westen van São Vicente ligt. We hebben daar een busje gehuurd met chauffeur en een gids die Engels spreekt. We hadden daar een geweldige dag, want de natuur op dat eiland is heel anders dan op São Vicente. Op São Vicente is niet veel te zien, dacht ik, maar op Santo Antão zijn veel bossen, ravijnen, een enorme krater, bergen, kortom een fantastische natuur. En ik heb het idee dat de groente en het fruit dat je op het eiland São Vicente kunt kopen van dit eiland komt.
Op maandag 8 november huurden Chris en Penny, Sam en ik een pick-up truck waarmee we het eiland São Vicente, waar Mindelo de havenplaats is, verkenden. Vanaf de haven leek het land erg dor en oninteressant, maar als je over het eiland rijdt kom je toch plekken tegen waar mooie zandstranden zijn of waar groente en fruit verbouwd wordt. Met windmolens halen ze water omhoog om de kleine stukjes vruchtbare grond te irrigeren. Het ziet er indrukwekkend uit als je in het kale landschap rondrijdt en ineens palmbomen, windmolens en tuinen ziet. Net als oases in een woestijn, zo stel ik me dat voor. We hebben een prima dag gehad en het was goed om het eiland eens verder te bekijken dan alleen de havenplaats Mindelo.
Sam vertrok en even later vertrokken ook Chris en Penny. De uittocht richting Brazilië en de Carib was begonnen. Opzondag 21 november vertrok de ARC vanuit Las Palmas op Gran Canaria naar St. Lucia. De zaterdag ervoor ging ik van mijn ankerplaats naar een steiger in de Marina. Nu kon ik makkelijker vers water inslaan en de laatste voorbereidingen voor de overtocht treffen. Ik had me voorgenomen om woensdag 24 november aan de overtocht te beginnen. Overigens vond er nog een vervelend incident in de Marina plaats voordat ik daar aan de steiger lag. Een Noor die al binnen enkele dagen bekend stond om zijn alcoholgebruik – hij was een echte alcoholist – had al meerdere incidenten op zijn naam staan en werd de Marina uitgezet. Maar omdat hij geen anker had voer hij rondjes in de baai op de ochtend dat ik de Marina inkwam. Gelukkig was hij niet meer in de Marina want dan zou hij mijn buurman zijn geweest. Ik had er al over gedacht om een andere ligplaats te kiezen vanwege hem, maar de plaats die ik kon krijgen was te gunstig om ervan af te zien. Die ochtend waren er drie politie agenten in de Marina en het bleek dat ze gekomen waren om hem aan te houden. Hij had niet alleen een andere gast in het water gegooid, maar ook een politie agent aangevallen. Volgens Kai was het voor het eerst sinds het bestaan van de Marina dat een dergelijk incident was voorgevallen. Ik kan ook niet anders zeggen dan dat ik een prima tijd voor anker in de haven heb doorgebracht en dat de Marina bijzonder veilig is. Maar ja, één zo’n onberekenbare gast en je hebt de poppen aan het dansen. Zijn vrouw klaagde hem aan wegens het stelen van de boot die op haar naam stond, en zo heb je alle ingrediënten voor een spannende morgen. Met een boot van de Marina gingen de agenten naar het Noorse schip toe en haalden de man van boord. Hoe dat verder justitieel is afgelopen weet ik niet, maar je moet geen problemen met de politie maken op de Kaapverdische Eilanden. Dat geldt trouwens voor de meeste landen. In ieder geval lag ik heerlijk rustig op mijn ligplaats zonder deze Noorse amokmaker.
Ik vertrok op woensdag 24 november uit de haven van Mindelo, terwijl ik wist dat er een depressie aankwam en ik ver naar het zuiden moest varen om de passaatwinden op te pakken. Normaliter kun je die oppakken op 16 graden Noord, maar nu moest ik onder de 15 graden Noord varen. Het spel met Herb – die schepen van weersinformatie voorziet m.b.v . de SSB zender/ontvanger – was begonnen. Ik had zelf de gribfiles goed bekeken en gezien dat ik waarschijnlijk zelfs naar 13 of 12 graden Noord moest varen. Herb bevestigde al mijn vermoedens in zijn gesprekken met andere zeilers. Hij raadde velen aan om onder de 15 graden Noord te geraken. Dat zijn meestal zeilers die met de ARC vanaf Las Palmas zijn gestart op zondag 21 november. Ik had dus het voordeel dat ik al veel zuidelijker zat. Maar toen ik met goede wind uit de haven wegvoer, nam die zienderogen af toen ik eenmaal op zo’n 10 mijlen van Mindelo verwijderd was. En uiteindelijk had ik slechts windstilte. De motor moest aan en dat doe je niet snel in het begin als je nog 2100 zeemijlen moet afleggen. Maar zoals gezegd, om 20.00 uur UTC bevestigde Herb dat ik echt even door moest zetten naar het zuiden. Ik praat zelf niet met Herb omdat ik geen zendlicentie heb. Apparatuur mag je aan boord hebben, maar zenden mag niet zonder licentie en daar houd ik me aan behalve wat betreft onderonsjes met andere zeilers of wanneer er zich een noodgeval zou voordoen. De SSB zend- en ontvangapparatuur heb ik vooral als extra veiligheidsmiddel aangeschaft. Terug in Nederland zal ik wellicht alsnog mijn licentie proberen te halen. En zo voer ik dus een zuidwestelijke koers om op het beoogde punt te geraken waar ik de passaatwinden kon oppakken.
De hele nacht heb ik moeten motorzeilen, want het was volledig windstil. Maar ’s morgens trok de wind aan naar windkracht 4 en kon ik weer heerlijk zeilen. Diezelfde dag ving ik ook nog een vis, die ik meteen schoonmaakte en met citroen besprenkelde. De volgende dag zou ik hem dan in de pan bakken met wat knoflook en een uitje. Een goed vooruitzicht.
Op vrijdag 26 november, de derde dag op zee, had ik de hele dag 5-10 knopen NO wind. Dat is niet veel, maar ik kon toch zuidwestelijk doorvaren met een snelheid van zo’n 3,5 knopen. Voor het avondeten heb ik lekker van de vis gesmuld en ik heb nog een vis gevangen die ik weer voor de volgende dag heb weggelegd. Dat is ook om te kijken of ik zonder enige blikvoeding op de oceaan zou kunnen overleven. Ik heb genoeg blikvoeding bij me voor meer dan een maand, maar je weet het maar niet wanneer je afhankelijk zou kunnen zijn van wat de oceaan je biedt. ’s Avonds heb ik weer naar Herb geluisterd en die stuurde iedereen naar bezuiden 15 graden Noord. Ik zat op dat moment op 15 graden Noord en 28 graden West. Een goede uitgangspositie dus, hoewel de wind licht zou blijven gedurende de komende vijf dagen. Maar als je boven de 15 graden Noord zou zitten, dan kreeg je hetzij variabele lichte wind of zelfs westenwind, waar je dan tegenin moet boksen om richting de Carib te gaan. Herb nam vakantie tot zaterdag over een week en we zouden hem dus een weekje moeten missen. Ik voer verder door naar het zuidwesten en geraakte zo onder de 15 graden Noord. We zullen moeten afwachten wat de komende dagen ons brengt, maar de oostelijke passaatwinden van 15 to 20 knopen laten nog even op zich wachten. Overigens had ik de afgelopen 3 dagen geen ander schip gezien.
Gedurende de nacht zag ik twee vrachtschepen. Zo zie je maar weer, als je het over de duivel hebt trap je hem op zijn staart. ’s Nachts moet er ook een grote vis aan de haak zijn geslagen, want ’s morgens stond mijn hengelhouder halfstok en was de lijn gebroken. Zaterdagmorgen meteen een nieuwe lijn geprepareerd en snel weer uitgezet in de hoop toch ook die dag weer een vis te vangen voor de pan op de volgende dag. Gedurende de nacht had ik ook mijn eerste ervaring met zgn. squalls, dat zijn donkere wolken waar veel wind en soms regen uit komt. Deze donkere wolken brachten wel wind maar geen regen. Ze kunnen gevaarlijk zijn als je veel zeil hebt opstaan. Maar gelukkig is mijn boot ondertuigd en kan ik de zeilen zelf in barre omstandigheden gewoon laten staan. Toch zal ik me meer op deze squalls moeten voorbereiden, want het kan een keer mis gaan. Als je ineens meer dan 30 knopen wind voor je kiezen krijgt, dan heeft elke boot daar last van. En met heel veel zeil op kan het in extreme omstandigheden leiden tot mastbreuk. ’s Morgens was de wind even weg, dus de motor bijgezet voor het acculaden en mijlen maken. Ik koerste nog steeds aan op een zuidwestelijke koers en inmiddels zat ik onder de 15 graden Noord. De winden bleven gelukkig ook uit de goede hoek komen, namelijk uit het noordoosten.
Dat laatste veranderde op zondag, de vijfde dag op zee, want toen draaide hij naar zuidoosten en vervolgens naar het zuiden. De motor moest gedurende de nacht ook even weer bij, want er stond even geen zuchtje wind. Overdag heb ik heel rustig 2 tot 2 1/2 knoop gevaren en ben in de kuip een boek gaan lezen. Normaliter luister ik graag op de zondag naar de Wereldomroep. Dat begint ’s morgens met Vroege Vogels, daarna is er een cabaretprogramma en de hele middag is er Langs de Lijn met het sportnieuws. Maar de ontvangst was zo slecht dat je er niet lang naar kon luisteren. En terwijl ik dus een boek zat te lezen in de kuip hoorde ik opeens een diep ademen. En jawel, twee zgn. pilotwhales begeleiden me en kwamen regelmatig boven water om diep adem te halen. Het was heel indrukwekkend want ze kwamen heel dicht bij de boot en ze zijn toch nog behoorlijk groot hoewel het een kleinere walvissoort is. Het heeft zo’n uur geduurd en toen verdwenen ze. Op zo’n moment denk je niet meer aan de Wereldomroep, want dit is van een hoger gehalte. ’s Avonds trok de wind, in tegenstelling tot de weersverwachting, weer wat aan en deed de boot zo’n 3 tot 31/2 knoop. Het zou volgens de verwachtingen nog twee dagen kalm weer blijven. Ik zou blij zijn als ik de passaatwinden vol in de zeilen zou hebben.
De maandag verliep rustig, maar de wind was wel helemaal naar zuidwest gedraaid en dat betekende dat ik af en toe niet eens richting west kon varen maar iets noordelijker. De wind was wat aangetrokken naar 10 knopen, maar de boot liep toch niet harder dan zo’n 3 knopen. Dinsdag zou er niet veel verandering in komen, maar ook via de SSB radio hoorde ik via de ARC die dagelijks contact hebben dat woensdag de passaatwinden weer gaan waaien. Afwachten dus, maar de dag had nog iets anders voor mij in petto. Zo tegen half vijf ’s middags begon mijn radardetector te piepen en zag ik aan de horizon in de zon een prachtig megajacht mijn richting uitkomen. Hij kwam dichterbij maar voer voor mij langs richting de Carib zonder ook maar in enige vorm contact te maken. Ik had mijn marifoon bijgezet en de verrekijker klaargelegd. Toen ik in 2007 van Portugal naar de Azoren voer, kwam mij zo’n megajacht tegemoet en werd er druk vanaf de brugvleugel gezwaaid. Maar deze keer was er dus helaas geen contact. Ik voelde ook niet de behoefte om zelf via de marifoon contact te maken. Zij kwamen immers naar mij toe varen en dat was beslist ook om eens even naar dat kleine zeilbootje te kijken.
Ik ging een donkere nacht tegemoet, met veel squalls en bliksemflitsen. Bovendien werd het windstil en moest de motor worden bijgezet. Alsof dat nog niet allemaal genoeg was, draaide de wind in de ochtend naar west en had ik hem dus op de kop. De ARC boten die veel noordelijker voeren, hadden daar al langer last van, en ik dacht daarvan vrij te blijven. Mis dus, wind op de kop en maar afwachten wanneer de passaatwinden uit het noordoosten weer zouden aantrekken. Er waren zelfs ARC boten die Mindelo binnenliepen om er te tanken en dan daar de dinsdag te blijven liggen omdat woensdag er pas weer kans was op passaatwinden. Maar ik was inmiddels al meer dan 450 mijlen verwijderd en moest het doen met het huidige weerbeeld. En zo dobber je dan totdat er iets gaat veranderen. Als het zo bleef zou de overtocht inderdaad een maand i.p.v. de gehoopte drie weken duren. Aan de andere kant moet je de overtocht ook genieten en dus nam ik een goed boek en vermaakte me in de kajuit.
Op woensdagochtend was het dan eindelijk zo ver, de wind kwam eindelijk uit de goede hoek en was ook krachtig genoeg. Ik had in ieder geval het begin van de passaatwinden zone gevonden en voor mij was dat voldoende. Want Barbados ligt op de Noorderbreedte die ik nu voer en ik kon er dus recht naar toe varen. Ging ik nog zuidelijker op zoek naar hardere passaatwinden dan moest ik later weer een noordelijker koers varen. Ik was in ieder geval geweldig in mijn nopjes dat ik nu de zeilen kon zetten voor de komende 1600 zeemijlen. Want een eigenschap van de passaatwind is dat hij uit een constante hoek waait en met een vrij constante kracht. Een snelle berekening leerde mij dat ik door de windstiltes zo’n twee dagen had verloren en op drie weken is dat acceptabel.
Maar op woensdagavond begreep ik al dat ik te vroeg gejuicht had. De wind nam zienderogen af en ik ging een rustige nacht in. De volgende morgen was de lucht tot aan de horizon grijs en er viel veel regen. Wind was er niet meer en ik besloot dan ook op de motor zo ver mogelijk naar het zuiden te varen. Ik had nog 60 liter diesel in jerrycans en iets minder dan 3/4 van de 65 liter tankinhoud. Die 60 liter moest ik in ieder geval bewaren voor de komende twee weken. Het zou nog spannend kunnen worden als ik de passaatwinden niet spoedig zou vinden. Want dan moet je dobberen en afwachten wanneer de wind terugkomt. Na een roggebroodje met champignonragout besloot ik om de tank half vol te houden. Ik zou dus nog een stukje op de motor varen en hem dan uitdoen. Dobberen dus en afwachten. Want uit de berichtgeving van de ARC deelnemers die ik op de SSB radio elke dag volg, zaten de passaatwinden gisteren bij 10 graden Noorderbreedte. Dat was te ver om even naar toe te varen. Dat zou drie dagen varen op de motor in beslag nemen en zoveel diesel had ik helemaal niet. Ik moest dus afwachten totdat de winden in mijn regio weer gingen waaien.
Op woensdag volgde ik nog een interessante situatie bij één van de ARC deelnemers die niet zo ver van mij verwijderd voer. Vier van zijn zes accu’s waren gaan koken en die had hij moeten afkoppelen. Dat betekent dat hij nog maar 1/3 van zijn accucapaciteit over had. Elke zes uren moest hij nu bijladen en gelukkig had hij veel diesel bij zich. Via een andere deelnemer die die dag het net beheerde gaf hij zijn positie en koers en vaart door aan de ARC organisatie. De meeste ARC deelnemers hebben namelijk niet alleen een SSB radio aan boord, maar ook een modem waardoor ze email kunnen versturen. Zo’n modem ga ik misschien nog op St. Maarten kopen want ik heb me laten vertellen dat veel elektronica daar heel goedkoop is. Via zo’n modem kan dus de netwerkbeheerder van die dag de gegevens doormailen naar de ARC organisatie. Niet dat die veel kunnen doen, hooguit wat technisch advies geven. Als er hulp moest komen omdat de boot niet meer verder kon, dan zou dat van andere ARC deelnemers moeten komen die bij hem in de buurt zijn. Stel dat je geen accustroom meer hebt aan boord, dan heb je geen communicatie meer, maar als je een elektronische zelfstuurinrichting hebt dan houdt die er ook mee op. Dat betekent dat je de komende twee weken dag en nacht aan het roer staat. Als je dan slechts twee mensen aan boord hebt, bijvoorbeeld een echtpaar, dan wordt dat toch echt een hele zware taak. Ik ben blij dat ik niet alleen een elektronische zelfstuurinrichting heb, maar ook mijn Ariës windvaanzelfstuurinrichting en die heeft namelijk alleen wind nodig en geen stroom.
Op vrijdag 3 december, de tiende dag op zee, hoorde ik op het ARC-net dat menig deelnemer zich zorgen begon te maken over een te late aankomst. Sommigen hadden een hotel geboekt en anderen moesten een vlucht halen. Een veelgenoemde datum was 19 december, op die dag zouden ze al op St. Lucia moeten zijn. Velen lagen maar wat te dobberen, net als ik, wegens gebrek aan wind. Maar ’s middags trok de wind ineens aan en begon ik vaart te maken. Zou er dan toch eindelijk een eind komen aan die dagen van windstilte en lichte briesjes? Van mij mocht het, want als je 2100 zeemijlen moet afleggen en je doet 700 mijlen in tien dagen dan duurt de overtocht wel erg lang. Nu heb ik niets gereserveerd en wat mij betreft is er geen deadline, maar ik moet ook rekening houden met de gevoelens van het thuisfront. Die heb ik gezegd dat het drie tot vier weken zou duren, afhankelijk van de wind. Als het langer dan een maand zou duren, dan zouden zij zich toch zorgen gaan maken. Dus een beetje vaart is dan wel gewenst.
Op zaterdag leek de wind wat constanter te worden, in ieder geval wat de richting betreft. De wind kwam uit Noordoost, zoals een passaatwind zou moeten zijn, alleen de kracht was nog niet 15 tot 20 knopen maar 7 tot 8 knopen. Uit alle weerberichten die ik via het ARC-net hoorde bleek dat de komende dagen de wind iets zou aantrekken en dan met name naarmate men zuidelijker zat. Ik bevond me op 12 graden 30 minuten Noord en dat zou dus zuidelijk genoeg moeten zijn. Toen ik op zaterdag naar het ARC-net luisterde en de B-groep klaar was, probeerde ik een radiocheck uit te voeren. Ik riep iedereen die mijn signaal hoorde op om te reageren en een Amerikaan pakte dat op en we hadden een leuke conversatie. Hij zat achter mij en was benieuwd naar de wind op mijn positie. Ik kon hem met die 7 tot 8 knopen niet echt gelukkig maken, dat begrijp je wel. Wellicht zou ik later nog eens van hem horen. Ik heb deze dag ook een heerlijke zoetwater douche genomen. Mocht ook wel na anderhalve week, het deed me echt goed.
Zondag 5 december zag ik de hele dag zwermen vliegende vissen een eenmaal zag ik toen ze opvlogen uit het water een gifgroene vis op hen jagen. Ik moet toch nog eens wat leren over de verschillende soorten vissen, want als je zo’n vis aan de haak slaat zou je hem gewoonweg niet durven eten vanwege zijn angstaanjagende kleur. Ik weet dat je alle vissen kunt eten die je tijdens de oceaanpassage vangt, er zijn geen giftige vissen in die omgeving. Bij riffen van eilanden zijn die er wel en moet je van de lokale bewoners horen welke je niet kunt eten. En dat kan van eiland tot eiland verschillen. Is de ene vis bij een eiland eetbaar, dan hoeft dat voor dezelfde vis bij een ander eiland niet zo te zijn. Het is maar een weet. Ze worden namelijk giftig door het rif. Op zondag besloot ik ook om het weer wat noordelijker op te zoeken. Het leek dat de passaatwinden hun intrede deden en dat gold ook voor de noordelijker breedten.
Maandag liet ik door de ARC Net-coördinator van die dag de groeten overbrengen aan Willem van de Flying Swan, die ik kende via onze gezamenlijke vriend Jan de Jong uit ’s Gravenmoer. Met Willem en Jan heb ik voor mijn vertrek nog eens een avondje bij Jan gedineerd en met Willem gepraat over zijn plannen en de mijne. Het was dan ook niet vreemd voor mij dat ik hem via het ARC-net via de SSB radio hoorde. En omdat ik al contact had gemaakt voor het testen van mijn radio met de Net-coördinator van zijn groep, kon ik dit verzoek makkelijk via hem doen. Daarna ben ik nog eens bezig geweest met mijn antennetuner, want op de een of andere manier werkte die niet. Het probleem lag uiteraard weer eens in een stekkertje en toen ik dat verholpen had kon ik ook zelf contact opnemen met Willem. Toevallig was hij zelf net online met zijn groepje ARC-deelnemers en kon ik hem toen hij klaar was aanspreken. We hebben even kort opgelijnd en afgesproken dat we dagelijks na zijn babbel met zijn groepje even met elkaar spreken. Op dit moment lag Willem 320 zeemijlen achter mij. Toch mooi hoe je met zo’n SSB radio dan toch contact kunt onderhouden want met je marifoon kun je zo’n afstand niet overbruggen. Ze zeggen altijd dat je met je marifoon net zover komt als je uitzicht bij een heldere dag hebt naar de horizon om je heen. Het houdt dus al snel op. Willem en ik vonden het beiden bijzonder dat we op deze manier elkaar midden op de oceaan tegenkomen. Wie had dat gedacht.
’s Avonds had ik een leuk gesprek met een jonge Engelse koopvaardij officier. Mijn radardetectoralarm ging af en toen ik achteruit keek dacht ik aan de lichten een zeilboot te herkennen die een stoomlicht toonde omdat hij op de motor voer. En dan was hij niet al te ver van mij verwijderd. Ik riep hem op via de marifoon en toen bleek het een vrachtschip te zijn op grote afstand. Het enige nadeel dat je met de radardetector hebt is dat je je eigen radar weliswaar kunt aanzetten, maar dan detecteert je detector jouw radar en geeft een constant alarm af. Het is dus of de radardetector aan of de radar. Nu is dat geen probleem, maar ik deze keer zat ik er met mijn waarneming behoorlijk naast. Niet dat het gevaar opleverde, want zoals gezegd bleek de afstand veel groter te zijn dan ik dacht. Zoiets had ik in de Golf van Gibraltar ’s nachts ook al eens waargenomen. Maar we raakten in gesprek en uiteraard wilde hij graag weten waarvandaan ik was vertrokken en waar ik heen ging. Zij gingen zelf naar Barbados om brandstof te bunkeren en daarna bleven ze een maand op Grenada. We wensten elkaar een veilige reis en gingen weer uit elkaar. Want hij vaart er naar Barbados nog vijf dagen over en ik doe er nog twaalf dagen over als ik elke dag zo’n 100 zeemijlen kan afleggen. De laatste twee dagen lukt dat aardig en hoe meer ik westelijk kom, des te meer wind zou er moeten komen. Afwachten maar, maar die ontmoeting via de marifoon met de koopvaardij officier was een leuke afleiding voor de avond.
Dinsdag 7 december was alles anders. Er was veel wind en een behoorlijke zeegang. Degenen die ten noorden van mij zaten hadden meer wind en meer zeegang, maar ik vond mijn positie wel zo aangenaam. Toen ik besloot om toast met tonijn en mayonaise te eten en klaar was met de bereiding daarvan, zorgde zware zeegang ervoor dat alles op de vloer belandde. Uiteraard heb ik het toch opgegeten, maar eerst moest er behoorlijk worden schoongemaakt. Even tevoren was er zeewater door het luik gekomen dat een beetje openstond omdat ik voor de wind uitvoer en geen golven over dek verwachtte. Het werd dus een dag van droogmaken en schoonmaken, niet ongewoon op een zeilboot trouwens. ’s Middags had ik kort radiocontact met Willem van de Flying Swan die weer in contact staat met een Nederlands groepje zeilers in de ARC. Omdat de ontvangst voor iedereen die dag slechter was dan de vorige dagen hebben we besloten om morgen wat meer gegevens met elkaar uit te wisselen. Willem was vooral geïnteresseerd in mijn reisplannen en nodigde de andere Nederlanders ook uit om mee te luisteren.
Woensdag 8 december was een bijzondere dag voor mij want op die dag evenaarde ik het aantal dagen op zee tijdens de reis van de Azoren naar Brest in 2007. Dat was de langste periode dat ik op zee was geweest zonder een haven aan te doen. En nu ging ik daar dus overheen tijdens deze reis. En ik was op de helft van mijn overtocht, maar dat moment had ik op dinsdag al bereikt. Ik had 1100 zeemijlen afgelegd en het was nog 1100 zeemijlen naar Barbados. Maar het tweede deel van de reis beloofde sneller te gaan dan het eerste gedeelte waarin ik toch veel windstilte periodes heb meegemaakt. Nu lag dat heel anders en speerde ik met vijf tot zes knopen door het water met een windkracht variërende van windkracht 5 tot windkracht 7. Een groot verschil. Op woensdag besloot ik ook om een polshorloge om te doen en die op UTC-2 te zetten om alvast te wennen aan het grote tijdsverschil van vier uren als ik straks in Barbados aankwam. Ik had immers de afgelopen weken helemaal volgens UTC geleefd en het werd tijd om daarvan af te stappen door eerst het horloge maar eens twee uur terug te zetten. De boordklok bleef zoals gebruikelijk op UTC afgestemd. Want bijv. de tijden voor weerberichten en weerfaxen worden allemaal in UTC gegeven. En daarom heb ik al bij de aanvang van mijn reizen in november 2005 besloten om de boordklok altijd op UTC te hebben staan. Woensdag was tot nu toe de zwaarste dag van de reis, want ik kreeg vijf grote buien over me heen met windkracht 7 soms oplopend tot 8. Maar de Sogno d’Oro kwam er goed doorheen. En daarna scheen de zon weer, maar waren de golven nog wel erg hoog. Bij het zeilen gaat het allemaal om het contrast wat zo aantrekkelijk is. Ik heb het al vaker gezegd.
’s Middags kwam er een tweemaster achterop en haalde me langzaam in. Het waren Ieren en via de marifoon hadden we een goed gesprek van zo’n kwartier. Zij deden mee aan de ARC en zaten in groep B. De reden dat ik hen nog nooit op het ARC-net had gehoord is dat ze weliswaar een SSB radio hadden, maar er niet mee konden zenden. Als ik in St. Lucia was, dan was ik welkom om een Ierse Whisky van het merk Bushmill te komen drinken. Tot eind december zouden ze op St. Lucia blijven. Hun boot heette Ocean Hobo.
De volgende dag meldde ik mijn ontmoeting met de Ocean Hobo aan de ARC-netcoördinator van die dag van groep B via de SSB radio. Zo weten ze toch dat alles goed is aan boord van dat schip. En ’s middags had ik mijn dagelijkse praatje met Willem van de Flying Swan. Toch plezierig om even bij te praten via de radio.Hij bood aan om namens mij een email aan mijn kinderen te sturen. Hij kan namelijk met zijn iridiumtelefoon aangesloten op zijn laptop email versturen.Dat aanbod heb ik maar al te graag aangenomen en ik heb hem de emailadressen gegeven. ’s Avonds zou hij ze dan versturen en misschien kon hij tijdens onze middagbabbel de volgende dag al een reaktie laten horen. Verder waren de golven nog steeds hoog, zo’n drie tot vier meter, en de wind hard. Maar de voortgang richting Barbados verliep helemaal naar wens. ’s Avonds heb ik het passaattuig weer opgezet omdat ik dan een rechtstreekse koers naar Barbados kon varen.
Op vrijdag 10 december had ik ’s middags weer contact met Willem en hij had de email verstuurd maar nog geen reaktie ontvangen. Verder kenmerkte deze dag zich door vier zware buien die overkwamen met hoge golven, veel wind en massa’s regen. Door de laatste werd ik helemaal verrast, want ik was op dat moment aan het afwassen. De wind die in deze laatste bui zat was het hevigst en ook binnen werd je alle kanten opgesmeten. Maar Sogno d’Oro kwam ook hier weer goed doorheen en de afstand tot Barbados bedroeg nog maar 750 zeemijlen. Ik had met omwegen om wind te zoeken al 1500 zeemijlen afgelegd en zat daarmee op 2/3 van de af te leggen totale afstand. En nu maar hopen dat de wind op sterkte bleef.
Zaterdag begin met zware bewolking en veel regen, maar later klaarde het op. Ik had contact met Willem, hij had een email van Carlien ontvangen en die heeft hij mij voorgelezen. Toch mooi, dat je met die moderne technieken zelfs midden op de Atlantische Oceaan contact kunt hebben met je dierbaren. Verder verliep de dag prima. Heb goed gegeten, rijst met goulash, en daarna een lekkere sigaar gerookt in de kajuitingang. Daar zit ik het liefst, met mijn zitvlak in de kuip en mijn voeten op het trapje van de kajuitingang. Dan zit je beschut tegen wind en regen, behalve natuurlijk als hij recht van achteren komt. En alle instrumenten die ik nodig heb om te navigeren heb ik aan weerszijden van me. Zo heb ik al menig mijltje afgelegd, turend door de sprayhood naar de horizon. ’s Avonds heb ik weer geluisterd naar de weerman Herb die mensen over de oceaan loodst met weervoorspellingen toegespitst op jouw positie. Altijd weer leerzaam om te horen hoe hij dat doet.
Op zondag 12 december vond ik voor het eerst een dode vliegende vis in stuurboords gangboord. Hoe lang hij daar gelegen heeft, weet ik niet maar gisteren lag hij er nog niet. Ik heb hem maar in het water gegooid en niet gebakken, want hij kan uren in de zon hebben gelegen. Op het ARC-net hoorde ik dat deelnemers die ten westen van 56 graden West zaten geen wind meer hadden. Veelal gingen ze op de motor verder hoewel het voor hen nog een heel eind is naar St. Lucia. Als het mij overkomt zal ik goed moeten berekenen wat ik nog met mijn voorraad diesel kan doen. Maar dat zien we wel als het zover is. Op dit moment zit ik op 51 graden West en is de afstand tot Barbados 500 zeemijlen.
De maandag en dinsdag stonden helemaal in het teken van het aftellen tot de aankomst. Gelukkig bleef ik die dagen wind houden en kon ik meer dan 100 zeemijlen per dag afleggen. Als ik dit kon volhouden dan zou ik vrijdag in de ochtend op Barbados aankomen. Maandagavond had Willem trouwens nog een email aan mijn kinderen verstuurd met mijn positie en mogelijk tijdstip van aankomst. De volgende dag was er weer een reaktie van Carlien en die heeft hij mij voorgelezen. Op maandag hadden we trouwens ook nog contact met een andere Nederlandse boot die niet aan de ARC meedeed, maar wel met ons opzeilde. Zij wilden aanvankelijk naar Martinique varen, maar door contacten met ARC-deelnemers gingen ze nu toch naar St. Lucia. Dinsdag gaf ik Willem aan dat ik er de komende twee dagen ook nog eens over zou nadenken of ik niet toch naar St. Lucia zou varen en Barbados zou overslaan. Het voordeel van aankomst in St. Lucia is natuurlijk wel dat daar honderden gelijkgestemden verblijven. Ze zijn allemaal blij en trots dat ze de overtocht goed doorstaan hebben. Aan de andere kant is het programma voor hen gevuld met ARC-feestjes en daar zou je als niet-ARC-deelnemer niet aan mee kunnen doen. Je zou dus een tijdlang aan de zijlijn staan totdat dit hele feestgebeuren weer was afgelopen. En dan praat je toch over het nieuwe jaar. Barbados had dan het voordeel dat je daar weer andere mensen kon ontmoeten met wie je Kerstmis en evt. ook nog Oud en Nieuw zou kunnen vieren. Ik zou er nog eens goed over nadenken. St. Lucia was trouwens een dag langer doorvaren en er was nog steeds sprake van windstilte in de buurt van de eilanden. Ik had nog genoeg diesel voor het afleggen van zo’n 100 zeemijlen, maar moest daar dus voorzichtig mee omgaan.
De volgende dag werd het vraagstuk van de bestemming, Barbados of St. Lucia, snel voor mij opgelost. Nu had ik zelf al een voorkeur voor Barbados omdat ik daar in alle rust kon wennen aan het weer aan land zijn. Op St. Lucia zou ik met alle ARC-deelnemers opgesloten zijn in een Marina-complex en dat zou dus een stuk drukker zijn. Maar ’s morgens keek ik op de boot alles nog eens na en toen ik bij de mast was, zag ik dat een strip waarmee het lummelbeslag van de giek vastzit was afgebroken. Nu zat hij nog vast aan één strip, want het lummelbeslag zit met twee strips vast aan weerszijden van de giek. Een reparatie, wellicht wat laswerk, was zeker nodig en dat kun je dan beter laten doen op Barbados bij Willy’s Boatyard, dan op St. Lucia waar al die ARC-deelnemers aandacht vragen voor hun reparaties. Op het ARC-net had ik dagelijks gehoord van zaken die gerepareerd moesten worden en daar zaten wat fikse reparaties bij. Sue Thatcher die mijn lidmaatschap bij de Ocean Cruising Club had ondersteund en die ik op Porto Santo had ontmoet, zei over de oceaanoversteek het volgende. Je moet proberen om met zo min mogelijk schade de overkant te halen. En daarmee bedoelt ze dat je sowieso schade zult oplopen, groot of klein, maar moet proberen om het binnen de perken te houden door regelmatige controle. En daar heeft ze groot gelijk in. Je kunt een oceaanoversteek niet vergelijken met het normale dagzeilen of een oversteek naar Engeland. Het materiaal is gedurende drie weken of meer continue blootgesteld aan grote krachten door wind en golven en dat wreekt zich een keer. De wind was inmiddels wel wat gaan liggen, maar ik hoefde nog maar 200 zeemijlen af te leggen naar ……..Barbados dus. ’s Middags kreeg ik via Willem een uitgebreide email van mijn zoon Jan-Jaap. Dat doet goed terwijl je de laatste mijlen aan het afleggen bent, want ’s avonds ging de wind liggen en dobberde ik wat rond. De laatste loodjes wegen het zwaarst.
Op de laatste volle dag op zee, donderdag 16 december, zag ik ’s avonds dat de oude genua die ik slechts voor het passaatzeilen gebruik bovenin een scheur had. Een scheur van zeker een halve meter, maar gelukkig aan de rand waar hij makkelijk te repareren is. Nu was ik toch wel blij dat ik afgelopen jaar bij terugkomst uit IJsland door de Vries twee zeilen, grootzeil en genua, uit het zwaarste materiaal heb laten maken. Met die twee zeilen was ook na deze oversteek niets aan de hand. Donderdag was overigens de 23e dag op zee.
En wat zal ik verder nog over de vrijdag vertellen. Het was gewoonweg fantastisch om Barbados in de ochtendgloren op te zien doemen. Ik heb ingeklaard bij Port St. Charles en daarna ben ik doorgevaren naar de stad Bridgetown. Daar lig ik nu voor anker en probeer de nacht door te slapen. Ik ben heel gelukkig en tevreden over de tocht. Hij was lang door vele windstiltes, maar hij was ook onvergetelijk. En daar had ik ook op gehoopt. ’s Morgens vond ik nog twee kleine vliegende vissen in het gangboord. Ze zijn mooi, ook als ze dood zijn. En het schijnt op Barbados een delicatesse te zijn, een broodje vliegende vis. Morgen ga ik dat allemaal uitproberen. En later schrijf ik er misschien nog over. Maar nu ben ik doodop en ga eerst eens goed slapen.
Groeten.
Henk Oosterwijk
a/b Sogno d’Oro