Het ontstaan van de 26’ Midget
door: Joop -BALTICA- Ververs
Eind mei 1988 belde Leendert Koppenol mij op met de mededeling, dat eigenaars van 26 voeters hadden geklaagd over de inhoud van de Spitsgatter. Zij vonden, dat in ons blad er te weinig over hun type schip werd geschreven. Maar de redactie van ons orgaan wordt gevormd door alle leden van de Midgetclub, zodat men eigenlijk de hand in eigen boezem moet steken als er te weinig interessante artikelen verschijnen. Om toch aan de bezwaren tegemoet te komen, we weten allen hoe sociaal voelend Leendert is, werd ik vriendelijk uitgenodigd om een verhaal te schrijven over de Midget 26’.
Na nog enige tijd op mijn gemoed te hebben gewerkt ben ik gezwicht en heb ik ‘de voorzitter’ toegezegd een poging te zullen wagen. Omdat ik zelf bij diverse gelegenheden, in jachthavens, in Haarzuilens of via de telefoon vragen krijg over ons schip, leek het mij voor de hand liggend om te beginnen met de ontstaans- geschiedenis van onze ‘klomp’, zoals men de 26-er soms denigrerend aanduidt. Om dergelijke benamingen van anderen te voorkomen hebben verdacht veel schippers het voorvoegsel ‘bolle’ aan hun scheepsnaam toegevoegd, zo kennen we de Bolleboos, de Bollejan, Bollemaat etc. De slogan ‘zo slank zijn als je dochter’ gaat bij de Midgets niet op, want ze zijn allemaal stevig uit de kluiten gewassen.
Scheppingsverhaal
Voor de deelnemers in de Stichting Oostzeejol zal het verhaal grotendeels oude koek zijn en wellicht herinneringen oproepen, maar er zijn nieuwe Midgetclub-leden bijgekomen en ook niet alle Midget-zeilers van het eerste uur zijn altijd op de hoogte van het ‘scheppingsverhaal’.
Het begon allemaal op een namiddag in maart 1980. Ik was toen bij Leendert Koppenol om de Spitsgattertjes af te leveren en hij vertelde mij dat er zeilers waren, die hun lidmaatschap van de Midgetclub op hadden gezegd, omdat zij een groter schip hadden gekocht. Met pijn in hun hart had den zij hun Midget verkocht en waren zij overgestapt in een ander type schip om de eenvoudige reden, dat er geen grotere betaalbare Spitsgatter op de markt was.
De ‘senior’ Oostzeekruiser, die door De Vries Yachting als groter alternatief voor de 20 voeter op de markt was gebracht, sloeg niet aan en de Lynaes 29, de grote en dure broer van de Midget was voor de modale Midget-zeiler onbereikbaar.
Zelf zag ik ook het ogenblik naderen, dat mijn beide kinderen te groot zouden worden voor onze Midget 20, dus kon ik me goed verplaatsen in de problemen, die velen vóór mij reeds hadden ondervonden. Hierover filosoferend vroegen we ons af wat de kosten zouden zijn als we zelf een nieuw schip zouden laten bouwen, want we wisten dat geen enkele jachtwerf de investeringskosten om een grotere Midget te bouwen voor zijn rekening wilde nemen.
Plan
Toen nog niet gehinderd door enige kennis op het jachtbouw-gebied en onwetend, welke problemen we nog tegen zouden komen tijdens de bouwfase, wisten we elkaar zo enthousiast te maken voor het plan, zodat we besloten onze ideeën aan de overige Midgetclub-leden voor te leggen. We wilden peilen hoeveel respons er zou zijn, want zonder achterban, die bereid zou zijn bij te dragen in de aanloopkosten zou het project niet haalbaar zijn. Leendert Koppenol heeft toen in een enorm tempo een aantal bouwers benaderd en offertes gevraagd voor het ontwerpen van een nieuw schip, het bouwen van het prototype, de zogenaamde ‘prop’, waarvan de mal gemaakt wordt, de constructie van de mal en de uiteindelijke prijs.
Korting
Uiteindelijk bleken 26 mensen bereid om de kosten van het ontwerp en de bouw van het prototype, ruim dertigduizend gulden, te willen financieren. Bouwer Moorkamp zou de financiering van de mal en de overige aanloopkosten voor zijn rekening nemen. De deelnemers in de Stichting zouden per verkocht schip worden terugbetaald en zouden bovendien een aantrekkelijke korting krijgen, als zij zelf een Midget 26’ kochten.
Bij Polymore in Harderwijk kreeg Bekebrede ruim de tijd om de lijnen van de Midget 20 te bestuderen en wisten we hem duidelijk te maken, dat zijn ontwerp-vrijheid betrekkelijk klein was, want de contouren van het schip lagen vast. Ondertussen waren we op zoek gegaan naar een goede prototype bouwer, die van de tekeningen een houten schip op ware grootte kon maken. Dit soort vaklieden bleek bijzonder klein te zijn, maar na langdurig informeren kwamen we terecht bij de heer Visser in Nieuw-Loosdrecht, die in een koetshuis van een oud landhuis zijn werkplaats en woning had. Voor Anne-Wever had hij enige houten prototypes gemaakt van Trintella’s en toen we hem voor de eerste keer bezochten was hij bezig met een strak modern jacht. Visser was bereid om voor de Stichting een houten schip te bouwen, want hij zag niet zoveel in de moderne rechte rompen en hij was blij, dat hij weer eens een ‘antiek’ schip kon bouwen, zoals hij ons ontwerp noemde.
Wij hebben hem er met nadruk op gewezen, dat het schip op sommige plaatsen bijzonder rond was, maar dat zou bij de bouw geen enkel probleem opleveren, zo werd ons verzekerd. Persoonlijk had ik nog enige twijfel hoe de ronde achtersteven opgebouwd kon worden uit dunne stroken triplex, die daartoe in meerdere richtingen extreem gebogen moesten worden. Maar vakmanschap is meesterschap en de bouw kon gaan beginnen.
Toen de overeenkomst met de heer Visser was getekend, liet deze er geen gras over groeien en begon hij onmiddellijk met het uitslaan van de spantentekening. Om de bouw zo goed mogelijk te kunnen volgen en voor het nageslacht vast te leggen, hadden we een afspraak gemaakt met Coby en Hans Frieling. Zij fotografeerden iedere week de vorderingen van de scheepsbouwers, waardoor het ontstaan van de zesentwintiger in een fraaie chronologische volgorde kon worden vastgelegd.
Langdurig
Doordat wij wat verder van Nieuw-Loosdrecht af woonden, hadden onze bezoeken een wat kleinere frequentie, maar tijdens zo’n visite behoefde men zich nooit te vervelen. Enerzijds waren de vorderingen van het schip de moeite waard en kletste Visser de oren van je hoofd, anderzijds als de scheeps-technische uiteenzettingen wat te langdradig werden, kon je je verlustigen aan de playmatess van de maand en the big bosom beauties waarmede de medewerkers van de heer Visser de werkplaats-muren van onder tot boven hadden volgeplakt. Zodoende kon je voortdurend van prachtige ronde vormen genieten, was het niet de achterkant van ons schip dan waren het de even fraai gevormde lijnen van de boegbeelden aan de wanden.
Te weinig geld
De eerste zes weken liepen gesmeerd, maar daarna kwam de eerste tegenslag. Polymore B.V. kon zijn aandeel in de bouwkosten niet voldoen door liquiditeitsproblemen. Daar stonden we dan als goedwillende amateurs met een half gereed prototype en te weinig geld om het geheel af te laten bouwen. Tot onze verrassing vatte bouwer Visser onze trieste mededeling heel laconiek op. Zijn reactie was: “Ik bouw gewoon door en we vergeten voor een tijdje de btw, dan kunnen jullie mij langer betalen en als er een nieuwe bouwer gevonden is, dan verrekenen we alles”. Door dit aanbod liepen we geen vertraging op, maar waar haal je zo gauw een andere jachtbouwer vandaan die zonder afname garantie een spitsgatter wil gaan maken.
Diverse werven zijn toen benaderd. Iedereen vond het een aantrek-kelijk ontwerp, maar niemand wilde er geld in steken. Via zeilmaker Folkert de Vries uit Lemmer kwam Leendert Koppenol in Düsseldorf in contact met de Jachtwerf Gebr. De Kloet uit Kortenhoef, die de Fellowships op de markt bracht. Door de algehele malaise die er toen in de Nederlandse jachtbouw heerste, stokte de verkoop van de Fellowship 27 en waren zij op zoek naar een aanvullend type. Door hun kleinschaligheid konden zij geen grote bedragen investeren in een eigen ontwerp, dus kwamen wij als geroepen.
Toch heeft het nog menig uurtje praten gekost voordat wij een overeenkomst konden afsluiten zoals wij die wilden, dus geen aankoop-verplichting, een goede terugbetalingsregeling van het door ons geïnvesteerde geld, etc. Medio maart 1981 konden wij de deelnemers in de Stichting melden dat de Kloet de verplichtingen van Polymore had overgenomen en de bouw geheel naar wens vorderde. Op de HISWA van dat jaar konden we op de stand van de Kloet de eerste bouwfoto’s van het prototype tonen.
Eind april 1981 werd voor alle belangstellende de eerste open dag georganiseerd bij de bedrijven van Visser en de Kloet. Toen konden de deelnemers voor het eerst in de ruime kuip plaatsnemen en zich een tastbaar idee vormen van het nieuwe schip. Toen romp en opbouw timmer-technisch gereed waren begon de moeizame en langdurige fase van het glad schuren. Dit heeft ca. twee maanden geduurd, voordat de jacht werf tevreden was, want een kleine oneffenheid in de mal is later niet meer weg te werken.
Grote kier
De romp van de 26 voeter bestaan uit één geheel. Dit in tegenstelling tot de romp van de Midget 20. Deze wordt uit twee delen vervaardigd die later aan elkaar worden gelamineerd. Veel eigenaren van twintig voeters klaagden dat de aansluiting tussen romp en dek slecht was. Het geheel was wel goed bevestigd, maar er bleef dikwijls een grote kier tussen beide delen waardoor inwatering plaatsvond achter de stootrand. Bij het nieuwe schip is hier extra aandacht aan besteed hetgeen resultaat heeft gehad. Voor dat het eerste schip gereed was, had zich reeds een koper gemeld. Stichtingdeelnemer Frank van Driel komt de eer toe deze niet geheel risicoloze stap als eerste te hebben gezet. Zeilresultaten en gedrag op het water waren nog niet bekend, maar de meeste liefhebbers twijfelden hier geen moment aan en gelukkig hebben zij gelijk gekregen.
Eerste schip
In december 1981 was het eindelijk zover dat het eerste schip getoond kon worden aan degenen die er ideëel en financieel bij betrokken waren en aan alle verdere belangstellenden, die hiervoor met een speciaal ontworpen aankondiging waren uitgenodigd. De afbouw van het eerste schip heeft relatief lang geduurd, doordat alle betimmeringsdelen opgemeten. gepast, aangepast, gepast, aangepast, enz., enz. moesten worden. Hierbij bleek dat een ronde Midget duidelijk moeilijker afbouwen is dan een standaard Fellowship. Doordat de Jachtwerf een eigen roestvrijstaal bedrijf heeft, kon er veel aandacht worden besteed aan de diverse r.v.s. onderdelen zoals stevenkap, maststeun, strijkwanten etc.
Bewonderaars
Dat er ontzettend veel belangstelling was voor de onthulling van de Midget 26’ nr. 101, bleek tijdens de receptie die na deze festiviteiten werd gehouden. Honderden spitsgat bewonderaars lieten zich de kans niet ontnemen om met het nieuwe schip kennis te maken. Zelfs een aantal van onze oosterburen gaven acte de présence. Voor het einde van de maand waren er reeds vier schepen verkocht, wat meer was dan wij ooit hadden verwacht in een dergelijk korte tijd.
Veel belangstelling
Toen kwam in januari 1982 “die Weltpremière” op de beurs in Düsseldorf. Iedereen had zijn best gedaan om het schip zo voordelig mogelijk aan te kleden, er stond zelfs een fraai bloemstuk op de kajuittafel. Twee weekends zijn we op het schip geweest om tekst en uitleg te geven aan de onvoorstelbaar grote hoeveelheid mensen die op deze dagen in, over, op en onder de Midget krioelden. De toegangstrap naar het schip dreigde menig keer te bezwijken onder het gewicht van de wachtenden. Er waren zeilers die zich pas na uren weer uit de kajuit naar buiten worstelden met een notitieboekje vol afmetingen en aantekeningen. Vooral de enorme binnenruimte maakte indruk. Een gezin bleek plotseling op het schip hun vader kwijt te zijn, maar later bleek dat “Vati auf dem Klo war”, een ruimte waar iedereen veel waardering voor had, omdat er niet veel schepen van deze afmetingen waar men staande zijn broek weer omhoog kan trekken. Op mijn Midget 20’ heb ik wel eens het idee gehad dat mijn ruggengraat zich voor altijd in een gebogen stand gefixeerd had na een bezoek aan “het kleinste kamertje”
Opmerkingen
Typisch Duits was dat men zich verbaasde dat er “kein Waschbecken” standaard aanwezig was. Ik heb destijds van geen enkele Nederlandse zeiler over dit gemis opmerkingen gehoord, maar onze “Segelfreunde” kunnen zich hierover erg opwinden. Binnen een half uur was er al een Midget verkocht en aan het einde van de beurs waren er nog vier opdrachten bij gekomen. Een resultaat dat veel beloofde voor de toekomst.
Sindsdien heeft de Midget 26 de wind mee gehad. Uit de verkoop cijfers, in vijftien jaar ruim honderd dertig schepen, blijkt dat onze Spitsgatter in een behoefte voorziet. De schepen varen behalve in Nederland in Engeland, Duitsland, Berlijn, Zwitserland, Spanje en Japan. In begin november 1988 is een Pool een wereldreis met zijn zelf afgebouwde Midget 26 begonnen. In korte tijd heeft de grote broer bijna evenveel bekendheid verkregen als de Midget 20.
Klomp
Ondanks de kritiek op het te kleine zeiloppervlak en de te hoge opbouw, die trouwens relatief lager is dan die van de Midget 20, doet het me genoegen om in veel havens door zeilers aangesproken te worden die graag eens binnen willen kijken. Ze vinden het schip erg aantrekkelijk en bekennen dan dat ze zich zo vergist hebben in de snelheid en de hoogte die de zesentwintiger kan lopen. Menigeen hield “de klomp” niet bij. Opvallend is ook dat veel zeilers hun vrouw niet mee durven nemen bij hun bezoek, met het commentaar. “Als ze deze inrichting zien, dan kan ik direct mijn eigen boot verkopen”.
Al deze ervaringen en opmerking geven mij het tevreden gevoel dat we niet voor niets alle moeite hebben gedaan, maar dat er door de inzet en inspanning van een kleine groep mensen, verenigd in de Stichting Oostzeejol, een goed schip op de markt is gebracht. Er zijn altijd schepen die sneller, groter en mooier zijn, maar de Midget blijft enig in zijn soort.
Downloads: